Internaat Duivendaal 1

Bron: Monumenten in Wageningen. Commissie Open Monumentendag, Gemeentearchief VROM, Bouwen en Wonen, Monumenten.

Door C.D. Gast en M.E. de Ruiter

Al spoedig na de opening van de Rijkslandbouwschool in 1876 bleken de accommodaties voor onderwijs en onderzoek te klein. Reeds in 1878 werd daarom door de regering een terrein aangekocht, “Duivendaal” genaamd, “in de onmiddellijke nabijheid” van de stad gelegen. Zoals hiervoor vermeld, bestond een deel van de eerste opdracht van Van Lokhorst voor de Rijkslandbouwschool uit het ontwerpen van een aantal gebouwen voor dit nieuw aangekochte terrein. Dat waren: een gebouw voor demonstratief onderwijs annex woning, een kabinet voor landbouwwerktuigen en een internaat. Het ontwerp en de bouw van de eerste twee gebouwen verliepen zonder problemen. Ze werden in 1880 gebouwd en bestaan nu nog, op de stallen van het gebouw voor demonstratief onderwijs na. Het internaat
kwam echter niet zonder problemen tot stand.


Op voorstel van de regering was in 1878 in beginsel tot de bouw van een internaat besloten en waren gelden op de begroting van 1879 toegestaan. Op 11 februari 1879 schreef de inspecteur van het middelbaar onderwijs, M. Salverda, aan de directeur van de Rijkslandbouwschool, dat hij de eisen in het ontwerp rijkelijk ver vond gaan. “Is dit niet wat meer dan het noodige? Zie toch s.v.p. eens, of niet vereenvoudiging mogelijk is. (…) Uw denkbeeld veertig jongelui op te neemen in ’t internaat lacht mij niet toe. (…) Eigenlijk is heel ’t internaat een noodzakelijk kwaad.” Het ontwerp van 3 mei 1879 met een kostenraming van f 62.500,- vond de minister van Binnenlandse Zaken, J. Six, aan wie het werd toegezonden veel te duur; het
ontwerp en de begroting moesten worden bijgesteld. Ook stuurde directeur Jongkindt Coninck in februari 1880 de minister een alternatief ontwerp van de Wageningse stadsarchitect met een raming van f 35.000,-. De tekening toont een gebouw in neoclassicistische bouwstijl met pilasters aan weerszijden van de ramen, een fronton boven de hoofdingang en kroonlijsten. Die stijl was vooral kenmerkend voor de Nederlandse architectuur van de eerste helft van de 19e eeuw; in de tweede helft werd die vormentaal verdrongen door Victor de Stuers en Cuypers. De kritiek van De Stuers in zijn brief aan de minister luidde aldus:
“Over de aesthetica zal ik kort zijn. Al het voorgaande betrof eenvoudig de constructie en de doelmatigheid en de duurzaamheid van het gebouw. (…) Doch de opmerking dient mij van het hart te gaan dat het dwaas is voor een pensionaat van landbouwalumni een gebouw te ontwerpen in een stijl waarvan de motieven aan Griekse tempels ontleend zijn. (…) De belachelijke gevel van dit internaat is voor mij voldoende om den ontvanger te klasseeren onder die timmerlieden, waaraan vroegere regeeringen tot schade der schatkist en tot schande van het land reeds te lang ons achterlijk bouwwezen hebben toevertrouwd”.


Op 9 september 1881 vond uiteindelijk de aanbesteding plaats. Aannemer J. van Groenendael uit Loosduinen bleek de laagste inschrijver voor f 44.375,- te zijn. Eind 1882 werd het internaat geopend. De gemeente legde een ijzeren brug over de gracht bij Duivendaal, waardoor de afstand van internaat tot school ”van ongeveer 10 tot nog geen 3 minuten gaans” werd
verkort.
De leerlingen van de Rijkslandbouwschool waren vrij in hun keuze van huisvesting. Naast het internaat vonden ze onderdak bij particulieren en bij leraren. In de prospectus van het internaat, opgenomen in het programma van onderwijs van de Rijkslandbouwschool van het leerjaar 1882/1883, wordt de volgende informatie gegeven: “Het kostgeld bedraagt f 450,-
jaarlijks.(…) Ten laste van de Ouders en Voogden blijven: (….) Kosten voor muziek-, scherm- en danslessen, indien deze worden begeerd. Voor het gebruik van de piano wordt drie gulden per kwartaal berekend”. Over wat het internaat zijn kostgangers te bieden had, valt het volgende te lezen: “De jongelieden (…) genieten daar eene gezonde, krachtige voeding (…) en een
aangenaam huiselijk verkeer (…)”. Het internaat stond onder leiding van een bestuurder, de leraar schoonschrijven K.H. Klein, die niet alleen de materiële aangelegenheden van het internaat regelde, maar die, ter geruststelling van ouders en voogden, het ook tot zijn taak rekende de zedelijke ontwikkeling van de jongelieden met zorg te behartigen: “Zij zijn gehouden zich te onderwerpen aan de regelen van het huis, zooals in elk ordelijk gezin het geval is. Op beschaafde vormen en een goeden toon wordt nauwkeurig gelet. (…) Wat de opvoeding aangaat, volgt hij de bestuurder] het beginsel, dat de jeugdige mensch moet leeren zijn eigen opvoeder en leidsman te zijn. Daarom laat hij den jongelingen eene gepaste vrijheid in overeenstemming met hunne ontwikkeling en hun leeftijd, hij houdt echter nauwlettend toezicht op hun doen en laten en beperkt de verleende vrijheid, waar dit onverhoopt mocht blij ken noodig te zijn”

Het gebouw Duivendaal 1 heeft slechts veertien jaar als internaat gefungeerd. Het instituut voldeed niet meer aan de verwachtingen en werd bij de grote reorganisatie van de Rijkslandbouwschool van 1896 opgeheven. Deze ingreep was bedoeld om de sterk toegenomen differentiatie in niveaus en soorten landbouwonderwijs in een betere organisatorische vorm te gieten. Tevens werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om het nijpend ruimtetekort in het Bassecour, het hoofdgebouw aan de Heerenstraat, te verminderen door de oprichting van twee nieuwe gebouwen, t.w. de Rijkstuinbouwschool en de Rijks H.B.S. Door de opheffing van het internaat kwam het pand Duivendaal 1 vrij voor de huisvesting van de nieuwe afdeling Landbouwschool. Deze opleiding sloot aan op het uitgebreid lager onderwijs. De directeur van die afdeling gebruikte een gedeelte van het gebouw als zijn woning.

Bij een nieuwe reorganisatie in 1904 werden de in 1896 gevormde afdelingen geheel verzelfstandigd. De afdeling Landbouwschool ging verder als zelfstandige school onder de verwarrende naam Rijkslandbouwschool. Van de vier in 1896 gecreëerde en in 1904 tot zelfstandige scholen omgevormde afdelingen bleven er na enkele jaren nog twee over: de zojuist
genoemde Rijkslandbouwschool (de voormalige afdeling Landbouwschool) en de Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool (de voormalige afdeling Hoogere Land- en Boschbouwschool). De (nieuwe) Rijkslandbouwschool werd in 1912 opgeheven, niet wegens gebrek aan succes, maar om organisatorische redenen. Het probleem was ontstaan doordat een aantal leraren ook na 1904 aan meer dan één school verbonden bleef. Het bleek op den duur bezwaarlijk om onderwijs te geven aan opleidingen van verschillend niveau en met een verschillend programma. De leerlingen van de in Wageningen opgeheven opleiding konden kort daarop terecht in de pas geopende Middelbare Landbouwschool te Groningen en de Middelbare Koloniale Landbouwschool te Deventer.
Van 1912 tot 1992 heeft het voormalige internaatsgebouw diverse afdelingen van de Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool en de Landbouw hogeschool/-universiteit gehuisvest.


In 1928 werd een klein gedeelte van het voormalige internaatsgebouw hoger opgetrokken. Bij de verbouwing in 1955 verdwenen de hoofdingang met trap in de noordwestgevel en de trap met veranda aan de zuidwestgevel. De trap naar de enig overgebleven ingang werd verlegd.
Ten behoeve van de huidige gebruiker, de Stichting Sociale Huisvesting Wageningen is het gebouw in 1992 en 1993 inwendig gerenoveerd, waarbij onder meer verlaagde plafonds werden aangebracht. Aan de buitenzijde werd het gebouw zodanig behandeld, dat het een pas gebouwd uiterlijk heeft gekregen.
Aan de toren zijn wijzerplaten gemonteerd. In het ontwerp van het internaat was op verzoek van directeur Jongkindt Coninck een klok opgenomen ter bevordering van de orde. Blijkbaar zijn de kosten daarvan te hoog geweest, want een uurwerk is er nooit gekomen. Pas bij de laatste renovatie is er alsnog een klok in de toren aangebracht.
Het pand is in 1988, tegelijk met enkele aangrenzende L.H. gebouwen uit dezelfde periode, op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.


julien hoef
Author: julien hoef

Bedankt voor je bestand.